3. Gezonken naar aanleiding van een ram actie van de Poolse onderzeeboot Wilk
Scenario 3
Hoofdlijnen scenario 3
De Poolse onderzeeboot Wilk vertrok op 18 juni 1940 vanuit Dundee met als opdracht te patrouilleren op de noordzee.
Op 20 juni meldde de uitkijk aan stuurboord van de brug een bovenwater varende onderzeeboot welke op zeer kleine afstand voer. waar die trachtte snel weg te duiken.
De officier van de wacht besloot, vanwege de situatie, direct toe te draaien, vaart aan te zetten en de onderwater gaande onderzeeboot in de midscheeps te rammen. De afstand was te klein om een torpedo aanval te doen. Aangenomen werd dat het een Duitse U-boot betrof.
Om enige impressie te krijgen van het gebeuren volgt hieronder een vertaling uit het ooggetuigeverslag van Lt. Boleslaw Romanowski, oudste Officier van de Wilk die ten tijde van het incident de wacht op de brug had. Romanowski schreef een boek en artikelen over zijn memoires tijdens de oorlog.
Romanowski’s versie:
“Ik had de nachtwacht tot 04.00. De nacht was donker en de zee lag er vredig bij. […]
We liepen maar 3 knopen om geen zog-spoor achter te laten. Ik stond zoals gewoonlijk aan de linkerzijde op de brug, met een sterke Barr en Stroud kijker.
Een van de twee uitkijken hield de stuurboords en de ander sectorde achterlijke sector in de gaten. Het wat erg still […]
Ineens schreeuwde de stuurboords uitkijk: Op 10° een schip!!!
Ik zag onmiddellijk de contouren van een klein schip. De afstand was ongeveer 300 meter en te dichtbij om torpedo’s af te vuren.
“Rammen “, besloot ik onmiddellijk.
Bakboord aan boord! schreeuwde ik.- Volle kracht vooruit! riep ik terwijl ik mijn ogen niet van het te rammen object afhield.
De diesels begonnen plotseling te loeien. De Wilk nam langzaam in vaart toe.
Het is een U-boot!, schreeuwde de uitkijk.
Op hetzelfde moment zag ik het karakteristieke silhouet van een onderzeeboot.
Snel vaart aanzetten! Schreeuwde ik, -hij is aan het duiken!!
De Wilk was vaart aan het aanzetten en we zagen de vijandelijke boot wanhopig zien proberen om te duiken om de dreigende aanvaring te voorkomen.
Toen onze vaart zo’n 9 knopen betrof, vond de aanvaring plaats. Onze boeg raakte de U-boot ter hoogte van haar dek-kanon, juist toen haar dek onderwater verdween en haar commando-toren bijna onder water verdween. De impact was erg sterk. Onder mijn voeten voelde ik het een gewelddadig schudden, hoorde een hard en luid lawaai en ook een ander vreemd lawaai….
Verklaring van de toenmalige commandant van de Wilk op verzoek van onderzoeker H.R. Bachman, (maart 1969):
Op het moment van de explosie bevond ik me in de longroom. Ik beval machines stop en ging naar de brug. Romanwoski vertelde me over de onderzeeboot of iets van een ‘dergelijke vorm’ in de voorlijke sector en waarvoor hij toegedraaid had. Ik beval hem om een goede uitkijk te houden en de boot varend in een cirkel te houden. Toen ben ik naar beneden gegaan om te zien welke schade de boot had opgelopen.
Water stroomde de machinekamer binnen maar kon snel gestopt worden. Tegen die tijd stond er 1 meter water in de machinekamer. Ik zei het water eruit te pompen en ging weer naar de brug.
Romanwoski meldde geen turbulentie of wrakstukken te hebben gezien maar was er zeker van dat het een duikende onderzeeboot is geweest. Toen hij de boot draaide was hij het zicht op het object kwijt.
Na inspectie van de boot besloot ik de patrouille voort te zetten. In het scheepslog stond het gebeuren als ‘uitwendige explosie’ genoteerd. Na enkele dagen patrouilleren meldde ik dat vibraties, lawaai door de schroeven en verminderde snelheid, geboden mij terug te keren.
Mijn girokompas was defect en moest het magnetisch kompas gebruiken om terug te keren….
Onderzoek te Dundee
Aangekomen in het droogdok ontdekte men dat stuurboords schroef twee van de vier bladen miste en bakboordschroef één van de vier. De kiel van de boot was tevens beschadigd. Dit alles wees op een aanvaring.
Schets van de schade aan de Wilk (Bron: ADM 199/1853)
Bewijs voor deze theorie
Is tot op heden niet gevonden. Het hiernaast beschreven verhaal loopt sindsdien als het z.g. ‘Wilk incident’ te boek.
Er blijven vele vraagtekens t.a.v. dit verhaal. Enkele vragen zijn:
a. Klopte de navigatie van de Wilk wel? Het vermoeden is dat men, indien het inderdaad de O13 betrof, ongeveer 30 á 40 Nm te noordelijk moet hebben gezeten
b. De stelligheid dat men zich ter hoogte van het dekkanon over de onderzeeboot heen voer (Red: O13 bezat geen dekkanon). Het torpedo kraantje op het voordek is
normaal gesproken varend onderdeks opgeborgen. Zou men deze voor een kanon hebben aangezien?
c. Wellicht was men aan Poolse kant toe aan een ‘succesje’. Een dergelijke actie zou het moraal kunnen opkrikken.
d. Een reactie van de ’te rammen’ onderzeeboot om onderwater te gaan, getuigd niet van vakkundigheid indien het snel onderwatergaan als reactie op een eventuele aanvaring zou zijn geweest. Toedraaien zou zeemanschappelijk de minst slechte reactie kunnen te zijn en de grootste kans op minste schade opleveren.
e. Een z.g. ‘blue on blue’ interactie met als gevolg: het verlies van een bondgenootschappelijke onderzeeboot, zou men in die dagen wellicht onder de pet houden i.v.m. de moraal onder de bemanningen die vanuit Dundee opereerden. Wellicht staat er nog steeds een embargo op dergelijke gebeurtenissen en bevinden bewijzen zich nog steeds in (Engelse) archieven?